Zoeken in deze blog

maandag 9 december 2024

Hoe actueel is Het communistisch manifest?

Eind oktober was er in Pakhuis de Zwijger in Amsterdam de presentatie van een nieuwe editie van Het communistisch manifest. Deze uitgave -en de presentatie- kwam tot stand op initiatief van Jacobin, de Nederlandse versie van het oorspronkelijk Amerikaanse Jacobin, dat in de nasleep van de Occupy-beweging het socialisme weer een duidelijke stem wil geven in het publieke debat.

De belangrijkste activiteit van Jacobin Nederland is het uitgeven van het puike Jacobin-tijdschrift (2x per jaar) en de website met commentaren en reflecties op de actualiteit. Jacobin NL heeft een eigen politieke signatuur, is onafhankelijk van politieke partijen en bewegingen, en is wars van dogmatiek en sektarische haarkloverij.

 Niet te stoppen honger naar winst

 De heruitgave van Het communistisch manifest komt op het goede moment. Dat blijkt niet alleen uit de grote belangstelling voor de presentatie. Een volle zaal met vooral veel jongeren. Het blijkt ook niet alleen uit de paar drukken die deze nieuwe editie al heeft ondergaan. Het goede moment wordt vooral ingegeven door de crisis waarin het kapitalisme zich bevindt. De groeiende ongelijkheid, de monopolievorming, de uitbuiting van mens en natuur, de ongebreidelde, expansieve macht van het kapitaal, dat noch grenzen noch voldoende tegenspel kent. Geen wonder dat dit manifest van Karl Marx en Friedrich Engels, gepubliceerd in 1848, opnieuw in de belangstelling staat. Het enkele tientallen pagina’s tellende pamflet beschrijft in pakkende zinnen de ontwikkeling van de opeenvolgende ‘beschavingen’ tot de kapitalistische ‘bourgeois’ samenleving, die gekenmerkt wordt door industrialisatie, arbeidsdeling, uitbuiting en de verovering van wereldmarkten. Aan de basis van deze ontwikkeling staat een groeiend leger van arbeiders, die om in leven te blijven hun arbeidskracht moeten verkopen aan de eigenaren van de machines, fabrieken en grond. De logica van het kapitalisme vergt een niet te stoppen honger naar winst, uitbreiding van afzetmarkten, roof van natuurlijke hulpbronnen en uitbuiting van arbeiders. Maar deze ontwikkeling, zo betogen Marx en Engels, zal gekeerd worden door de ‘revolutionaire vereniging’ van arbeiders. En daarmee produceert de bourgeoisklasse ’voor alles haar eigen doodgraver’.

In de laatste twee hoofdstukken bespreken Marx en Engels de verschillende socialistische stromingen die rond 1840 in Europa en de VS actief waren. Zij concluderen dat de communisten overal ‘iedere revolutionaire beweging tegen de maatschappelijke en staatkundige toestanden’ ondersteunen. En eindigen het manifest met de beroemde zinnen ‘Dat de heersende klasse sidderen voor een communistische revolutie! De proletariërs hebben daarbij niets te verliezen dan hun ketenen. Zij hebben een wereld te winnen. PROLETARIËRS ALLER LANDEN, VERENIGT U!’

Marx en Engels schreven het manifest voor de door Duitsers gedomineerde Communisten Bond, een kleine, internationale partij die in 1847 in Londen was opgericht en waarvan zij de belangrijkste leden waren. De bond werd in 1852 ontbonden.

Bejubeld en verketterd

Het communistisch manifest behoort tot de top 6 van meest vertaalde boeken ter wereld. Bij publicatie in 1848 bleef het anoniem uitgegeven boekje vrijwel onopgemerkt. Het speelde geen rol bij de vele nationale, burgerlijke revoluties die in 1848 plaatsvonden. Maar met de groei van de socialistische beweging in de tweede helft van de 19de eeuw werd het steeds populairder. De tekst was -en grotendeels is- kraakhelder en begeesterend. De omvang is bescheiden en was derhalve prima geschikt voor de scholing van partij- en vakbondsleden.

De eerste Nederlandse editie kwam in 1892 uit, vertaald door Christiaan Cornelissen.

In 1904 kwam de SDAP met een nieuwe editie, die vertaald was door Herman Gorter, de dichter-socialist. De CPN-uitgeverij Pegasus kwam met een eigen editie, die een reeks van herdrukken beleefde. Mijn exemplaar is de 12de druk uit 1971.

De nieuwe uitgave van Het communistisch manifest door Jacobin is bijzonder, omdat het een eigentijds voorwoord en introductie heeft, een leesgids bij ieder hoofdstuk en als sluitstuk drie essays die de relevantie van het manifest voor de sociale en ecologische strijd anno nu beschouwen. Het voorwoord van Hannah van Binsbergen, oprichtend hoofdredacteur van het tijdschrift Jacobin NL, werd ook afgedrukt in het herfstnummer van De Helling, tijdschrift van het wetenschappelijk bureau van GroenLinks.

De crux van die noodzakelijke toevoegingen verwoordt Helmer Stoel kernachtig in de introductie: ‘Weinig teksten zijn zo bejubeld en verketterd als Het communistisch manifest. Goed gelezen wordt het tegenwoordig minder. De kunst daarbij is om het noch als een zuiver achterhaald tijdsdocument, noch als een heilige tekst te zien. Het is niet vrij van tegenspraken en voorspellingen die overduidelijk historisch onjuist zijn gebleken.’

Tien-punten program

 Wat voor mij altijd een intrigerende passage was -en is – zijn de tien maatregelen die Marx en Engels benoemen in het manifest die ‘door de verst ontwikkelde landen (…) algemeen kunnen worden aangewend’. Zij benoemen dat deze maatregelen kunnen worden ingevoerd als de eerste stap is gezet door het proletariaat: ‘de verovering van de democratie’.

Als we deze maatregelen nu beschouwen blijkt een aantal verrassend actueel, d.w.z. of ingevoerd, (deels) afgeschaft, dan wel ter discussie staan.

1.      Onteigening van het grondeigendom en aanwending van de grondrente tot staatsuitgaven.

De grondpolitiek was -en is- een onderwerp van discussie in Nederland. Het centrum-links kabinet Den Uyl viel in 1977 over de grondpolitiek. Het ging daarbij om de onteigening van bouwgrond in agrarische gebieden ten behoeve van woningbouw. Om grondspeculatie tegen te gaan, wilde de progressieve meerderheid in het kabinet de agrarische gebruikswaarde van de grond nemen als basis voor vergoeding bij onteigening. De verantwoordelijke ministers van landbouw en justitie echter hielden vast aan vergoeding van de marktwaarde.

De vorige minister van Volkshuisvesting Hugo de Jonge bepleitte de modernisering van het grondbeleid om zo de urgente woningbouwopgave te versnellen. Nu kopen beleggers en ontwikkelaars ongericht landbouwgrond in de veronderstelling dat op termijn hier woningen gebouwd gaan worden. Ze kunnen de grond dan tegen een veel hogere prijs doorverkopen of doorberekenen in de prijsstelling van de woningen. Het particuliere grondbezit is een van de belangrijkste oorzaken dat de landbouwsector ongestoord kan doorgaan met het vernielen van de natuur en de woningbouw gedomineerd wordt door het kapitaal.

2.     Zware progressieve belasting.

Deze maatregel van Marx en Engels is lange tijd gemeengoed geweest in Europa en de VS. Tussen de jaren 1930 en 1970 had de VD tot vijftig procent belasting op bedrijfswinsten, tussen de zeventig en negentig procent voor de hoogste inkomens en een erfbelasting die oploopt tot tachtig procent. In Nederland was er in 1980 een toptarief van 72%. Die liep onder het kabinet Kok terug naar 60%. In 2001 werd die schaal afgeschaft en is een vierschijvenstelsel geïntroduceerd met een bovenste schaal van 52%.

Op dit moment is de belastingdruk schever dan ooit. De laagste inkomens betalen procentueel aan directe en indirecte belastingen veel meer dan de hogere inkomens. Daarnaast is de belasting op vermogen lager dan belasting op arbeid.

 


3.     Afschaffing van het erfrecht.

Een actuele discussie in de vorm van de hoogte van het percentage erfbelasting. Met de toename van de grote vermogensverschillen tussen arm en rijk, en de forse stimulering van de rijksoverheid daartoe (hypotheekrente aftrek, lage belasting op vermogen), is de voortgaande verlaging van de erfbelasting een bonus voor het rijkere deel van de bevolking, waartegenover geen enkele activiteit bestaat.

4.     Confiscatie van het eigendom van alle emigranten en rebellen

Dit moet gelezen worden tegen de achtergrond van de rumoerige periode in Europa rond 1848, waarin het gewoon was dat, afhankelijk wie er aan de macht was in een land, mensen het land werden uitgezet dan wel emigreerden.

5.     Centralisatie van het krediet in handen van de staat door een nationale bank met staatskapitaal en uitsluitend monopolie.

Staatsbanken zijn een bekend verschijnsel, maar de financiële markt van kredieten en allerhande andere financiële producten is in handen van particuliere banken. De bankencrisis van 2008 heeft laten zien hoe onverantwoord groot het risico is dat het beleid van particuliere banken om de meest krankzinnige financiële producten te slijten geen strobreed in de weg wordt gelegd. De banken -en hun als criminelen te bestempelen bestuurders- werden nauwelijks aangepakt. De overheden, in Nederland in de persoon van PvdA-minister van financiën Wouter Bos, schoten de banken met miljarden subsidies en leningen te hulp, uiteraard opgebracht door de belastingbetaler. En ze weigerden nadien de werkwijzen van de banken én de beloningen van hun bestuurders aan banden te leggen, laat staan het gehele zwikkie te nationaliseren.

6.     Centralisatie van het transportwezen in handen van de staat.

Dat is lange tijd het geval geweest, voor wat betreft het openbaar vervoer (trein, tram, bus), het luchtverkeer en in veel mindere mate de scheepvaart. Met de opkomst van het neo-liberalisme in de jaren 1980 is de vermarkting van publieke diensten (openbaar vervoer, volkshuisvesting, energie- en watervoorziening, onderwijs, gezondheidszorg) gemeengoed geworden. Met als bezwerende argumenten: concurrentie dus lagere prijzen en meer klantvriendelijkheid. We hebben het geweten. De fragmentatie van deze publieke diensten heeft geleid tot chaotische taferelen in de bedrijfsvoeringen, waar managementlagen als onkruid welig zijn gaan tieren. Internationaal opererende beleggers en fondsen zijn als sprinkhanen op voormalige publieke voorzieningen gesprongen (sociale woningvoorraad, huisartsposten, spoorlijnen, postbedrijven). Tarieven zijn omhoog geschoten terwijl het loongebouw vooral uit een kelder bestaat. De winsten zijn vaak gekmakend hoog, evenals de bonussen.

 


7.     Vermeerdering van de nationale fabrieken, van de productiemiddelen, ontginning en verbetering van de landerijen naar een gemeenschappelijk plan.

Marx en Engels bepleiten hier een plan economie, waarin de industriële en agrarische sector in samenhang worden beschouwd. Onduidelijk is of ze ook de nationalisatie (eigendom in handen van de staat) of socialisatie (eigendom in handen van de arbeiders) van bedrijven veronderstelden. Elders in het manifest, en zeker ook in latere geschriften bepleitten zij dit, maar wellicht vonden zij dat in het kader van deze 10 maatregelen te ver gaan.

Tot de Tweede Wereldoorlog hebben sociaal-democratische partijen in o.a. Nederland, België en Duitsland een planmatige aanpak van de economie bepleit, in Nederland bekend als het Plan van de Arbeid. Deze initiatieven waren er vooral op gericht om de massale werkloosheid te bestrijden, die als een voedingsbodem voor het fascisme werd beschouwd. Na de Tweede Wereldoorlog werd onder druk van de PvdA-ministers Willem Drees en Heins Vos het Centraal Planbureau (CPB) opgericht, dan onder leiding kwam te staan van Nobelprijs-winnaar Jan Tinbergen, eveneens PvdA. Hoewel met name Drees een door planning gestuurde economie bepleitte, zou het CPB zich vooral met ramingen, scenario's en beleidsanalyses bezig houden.

8.     Gelijke arbeidsplicht voor allen, oprichting van industriële legers, vooral voor de landbouw.

Verpaupering, grote armoede, honger en massale werkloosheid waren in de periode dat Marx en Engels het manifest schreven schering en inslag voor een groot deel van de bevolking. Deze maatregel moet in dit licht worden beschouwd, waarbij in samenhang met andere maatregelen de situatie van het proletariaat zou verbeteren. De arbeidsplicht is er overigens in algemene zin wel gekomen in de geïndustrialiseerde landen, zij het ‘verzacht’ met per land verschillende sociale voorzieningen (zoals WW, WAO, Bijstand, AOW)  

9.     Vereniging van landbouw- en industriebedrijf, aansturen op de geleidelijke opheffing van het onderscheid tussen stad en land.

Deze maatregel is vaak bepleit door politici van alle gezindten, met name om de verschillen tussen stad en ‘platteland’ te verminderen. De BBB van Caroline van der Plas is de jongste loot aan deze stam. Het BBB-program staat bol van de maatregelen die de ondergeschoven positie van het platteland bestrijden en daarmee, ongetwijfeld onwetend, een maatregel uit Het communistisch manifest probeert uit te voeren.

De industrialisatie van de landbouw was in de 19de eeuw nodig om aan de voedselbehoefte van de bevolking te kunnen voldoen.

 


10.  Openbare en kosteloze opvoeding van alle kinderen. Afschaffing van de kinderarbeid in fabrieken in zijn huidige vorm. Verbinding van de opvoeding met de materiële productie enz

Kinderarbeid blijft een groot probleem in lage lonen landen waar westerse maak-industrieën hun fabrieken naar toe hebben verplaatst. Grove uitbuiting is aan de orde van de dag. Kinderarbeid komt ook op grote schaal voor in de landbouw en sectoren zoals horeca, schoonmaken, en midden-en kleinbedrijf. Hogere lonen voor (jong)volwassenen is uiteraard het enige antwoord hierop. Gekoppeld aan opvang en leerplicht voor kinderen, zoals Marx en Engels al in 1848, tegen de publieke opinie in, bepleitten. De liberalen die na de grondwetswijziging van 1848 in de Nederlandse regering zaten, waren voorstander van kinderarbeid. Kinderen kregen minder betaald, waardoor Nederland goed kon concurreren met het buitenland.

 Omwenteling van de gehele productiewijze

Het aardige van deze tien maatregelen beschouwen, is dat de meeste, soms deels, zijn ingevoerd, dan wel nog steeds een rol spelen in discussies om problemen aan te pakken. In de actuele teksten die het manifest in de Jacobin-uitgave begeleiden wordt dan ook opgemerkt: ‘afgezien van de eerste (maatregel) , de onteigening van het grondbezit en het gebruik van grondrente voor staatsuitgaven, zijn veel van deze maatregelen niet zo radicaal als je op grond van de reputatie van Het manifest zou vermoeden.’ Maar ja, dan heb ‘je’ het manifest niet goed gelezen. Maar Marx en Engels plaatsen als zij de tien maatregelen introduceren aan de lezer, nog een interessante opmerking, nl. dat de maatregelen (in 1848, LP) ‘economisch onvoldoende en onhoudbaar schijnen, die evenwel in de loop van de ontwikkeling boven zichzelf uitgroeien en als middelen tot omwenteling van de gehele productiewijze onvermijdelijk zijn’. Realistisch als ze zijn voegen ze er nog aan toe: ‘Deze maatregelen zullen natuurlijk, naargelang de verschillende landen, verschillend zijn.


Denkend aan het Chili van Allende, het Congo van Lumumba (foto), of zelfs de beruchte 4 hervormingsvoorstellen van het kabinet Den Uyl kun je concluderen dat zelfs het doorvoeren van enkele radicale voorstellen al een dynamiek teweeg zou brengen (nl. ‘tot omwenteling van de gehele productiewijze’) die de ‘bourgeoisie’ zo’n schrik aanjoeg dat er werd ingegrepen. Allende en Loemoemba werden vermoord, het kabinet Den Uyl kwam ten val.

dinsdag 26 november 2024

Op naar een nieuwe, brede, linkse partij?

Op de politieke ledenraad van de PvdA die zaterdag 23 november in Zwolle werd gehouden, hield partijleider Frans Timmermans een pleidooi om tot een nieuwe, brede, linkse partij te komen. Dus niet alleen moeten GroenLinks en de PvdA daarin opgaan, maar ook andere linkse partijen, van SP tot Partij voor de Dieren. Al erkent hij volgens de Volkskrant van maandag 25 november dat zoiets voor deze partijen ‘nog een brug te ver is’. Wel hoopt hij dat de samenwerking tussen GroenLinks en PvdA, in welke vorm dan ook, ‘zo open is geformuleerd dat ook anderen zich daar mogelijk bij aan zouden kunnen sluiten’. Het lijkt er sterk op dat zijn pleidooi, dat toch iets weg heeft van een schot hagel, vooral wordt ingegeven door een poging twee tegenstrijdige moties over linkse samenwerking, die beide door de politieke ledenraad van de PvdA-leden werden aangenomen, met elkaar te verbinden. En zoals bekend, verbinden is de toverformule om tegenstellingen te overbruggen.

                                 

Motie tegen de fusie: aangenomen

 Deze beide moties zijn te vinden in de PvdA congresbundel. De ene motie werd ingediend door Reshma Roopram, die actief is in de groep Rood Vooruit! die zich tegen fusie met GroenLinks verzet. Deze motie roept het PvdA-partijbestuur op ‘met raads- en Statenfracties en met partij- en vakbondsleden van verschillende generaties gesprekstafels te organiseren voor een open verkenning hoe de PvdA weer een volkspartij kan worden die verschillende bevolkingsgroepen met elkaar weet te verbinden’.

Het resultaat hiervan moet dan op het eerstvolgende congres worden besproken in het kader van ‘het tot stand brengen van brede progressieve samenwerking als basis voor een werkbaar politiek alternatief voor het huidige kabinet’.

Het woord ‘GroenLinks’ valt niet in deze motie – en de motie moet dan ook gezien worden als een poging om de voortgaande samenwerking met GroenLinks een halt toe te roepen. De motie werd met 70% van de stemmen aangenomen.

Motie voor het versnellen van de fusie: aangenomen

 Echter, tegelijkertijd werd ook een motie aangenomen van de groep RoodGroen, die vóór een versnelling van de fusie van GroenLinks en PvdA is. Deze motie, ingediend door Frank van de Wolde, roept het PvdA-partijbestuur op om ‘met het partijbestuur van GroenLinks in gesprek te gaan over het versnellen van het actieplan Samen vooruit en aan te koersen op een besluit om als GroenLinks en de PvdA op te gaan in één politieke partij’.

Deze motie werd met 64% van de stemmen aangenomen. Dat is dus minder steun dan de ‘halt’ motie van Rood Vooruit! Op de website van Rood Vooruit! wordt dan ook geconcludeerd dat het in de rede ligt ‘dat de meest verstrekkende motie van Reshma Roopram, gericht op een echt debat over de politieke strategie en op een perspectief van bredere progressieve samenwerking, voorrang krijgt’.

 Schaduwkabinet

 Ik noemde het pleidooi van Timmermans een schot hagel, omdat de partijbesturen van GroenLinks en PvdA totnutoe geen enkele serieuze poging hebben gedaan om met andere linkse en progressieve partijen rond de tafel te gaan zitten om met hen een vorm van samenwerking te bespreken die de kiezers een alternatief voorlegt voor het huidige extreem-rechtse kabinet. In zijn meest simpele – en haalbare – vorm is dat een gezamenlijk programma op hoofdpunten en een ‘schaduwkabinet’.

Rood Vooruit! heeft het onderzoeksbureau Highberg (missie: ‘Innovatief organiseren’) gevraagd te onderzoeken hoe GroenLinks-PvdA kiezers aankijken tegen een fusie van beide partijen. Dit onderzoek bestond uit een online survey, uitgevoerd door Peil.nl, het bureau van Maurice de Hond.

Uit het rapport blijk dat dit zeer verdeeld ligt: 50% is voor een fusie en 47% is voorstander van een lichtere of geen vorm van samenwerking. Deze groep wil graag dat de partijen apart blijven.

Een fusie van méér partijen dan alleen PvdA en GroenLinks kan evenmin op veel steun rekenen. De meeste steun (20%) is voor een fusie van PvdA, SP en GroenLinks.

Wat wél op grote steun kan rekenen is een ‘schaduwkabinet, waarin vooraanstaande politici van oppositiepartijen alternatieven voor regeringsbeleid voorstellen’. Voor deze vorm van samenwerking hebben de bij Peil.nl aangesloten kiezers van NSC tot Denk in meerderheid aangegeven dit een goed idee te vinden.

Alternatief voor het kabinet Wilders/Schoof

 Nu kun je het wat verdacht vinden dat de resultaten van deze enquête een eind in de richting gaan van de opvatting van de opdrachtgever, Rood Vooruit! En ook in de richting van mijn eigen opvatting. Maar los van deze cijfers: daar zijn goede argumenten voor. Het is uitgesloten dat partijen als SP en de Partij voor de Dieren zich zo maar even zullen melden bij Timmermans om zich aan te sluiten bij GroenLinks-PvdA. De einzelgang waartoe GroenLinks en PvdA hebben besloten om samen Verenigd Links te pretenderen, ontkent eenvoudigweg dat andere linkse en progressieve partijen samen ongeveer evenveel zetels hebben. De veelkleurige waaier die onze parlementaire democratie kenmerkt, dankzij het prachtige, proportionele kiessysteem, laat zich niet in een mal van een tweepartijenstelsel dwingen. SP, Partij voor de Dieren, DENK, VOLT, PvdA, GroenLinks, D66, CU: zij hebben een eigen profiel, geschiedenis, partijcultuur, ideologie en kiezersaanhang. Tegelijkertijd hebben deze partijen met elkaar veel meer gemeen dan met de partijen die nu het extreem-rechtse kabinet vormen. Dát moet het vertrekpunt zijn voor het onderzoeken van, en bouwen aan, een kansrijk alternatief voor het kabinet Wilders/Schoof.

 



donderdag 14 november 2024

Frans Timmermans: de olifant in de kamer van GroenLinks-PvdA

Afgelopen zondag (10 november) was er laat op de avond een gesprek op de TV tussen EO-coryfee Tijs van den Brink en Frans Timmermans in de serie Adieu God? Zoals vroeger in het tijdschrift Opzij mannen langs een feministische meetlat werden gelegd, doet Van den Brink dat nu langs een religieuze, zij het op een zeer niet-belerende wijze. Timmermans was in dat gesprek openhartig, eerlijk en innemend – en als dat criteria zouden zijn voor kiezers voor het uitbrengen van hun stem zou Timmermans zeer hoog scoren.


Helaas is de werkelijkheid anders. De meest gluiperige, leugenachtige en cynische politicus van Nederland, de voor haatzaaien veroordeelde politieke crimineel Geert Wilders, leidt de grootste (éénmans)partij van Nederland.

 Losse flodders uit de X-heup

Timmermans zit in een lastige positie. Hij leidt een GroenLinks-PvdA fractie, die in de oppositie zit, tegenover een extreem-rechts kabinet dat door zijn knullig werkwijze, tenenkrommende ministers en een losgeslagen premier met ongefundeerde beleidsvoorstellen komt, die de politieke én media-agenda domineren. Daarbij opgejaagd door Wilders die vanuit zijn X-heup de ene na de andere losse flodder afvuurt. De GroenLinks-fractie, met 25 mensen de grootste oppositiepartij, verkeert onder leiding van Timmermans in de schaduw van dit geweld.

De olifant in de kamer van GroenLinks-PvdA

Dat neemt niet weg, of beter gezegd, dat dwingt er toe, dat de vraag gesteld moet worden: is Frans Timmermans de juiste figuur om ook bij volgende Tweede Kamerverkiezingen de kar van ‘Verenigd Links’ te trekken? In diverse interviews heeft hij aangegeven daar zeker klaar voor te zijn. Maar binnen GroenLinks-PvdA is dat toch de olifant in de kamer. De verkiezingscampagne is niet geëvalueerd, de partijbesturen zijn druk met het samenwerkingsproject, en er zijn geen interne gremia, zoals een partijraad of ledenblad om hierover te discussiëren.

Mijn stellige indruk is dat door de partijbesturen en beide Kamerfracties dit gebrek aan ledeninvloed wordt gekoesterd om een discussie over het leiderschap van Timmermans te vermijden. Terwijl ze donders goed weten dat in beide partijen – en zeker in GroenLinks – op vele plekken kritiek is op hoe Timmermans campagne heeft gevoerd en, eenmaal in de oppositie, op belangrijke onderwerpen als het Israël-Gaza drama heeft geopereerd.

Etiket ‘elitair’

Hier en daar wordt er wel voorzichtig kritiek geuit. Zoals door Simon Otjes onlangs in De Hofvijver, een tijdschrift van het gerenommeerde Montesquieu Instituut. Otjes is universitair docent Nederlandse politiek in Leiden, lid van GroenLinks en columnist van De Helling, het tijdschrift van het Wetenschappelijk Bureau van GroenLinks.

Otjes verwoordt wat al vaak is opgemerkt, nl. dat Timmermans geparachuteerd werd vanuit Brussel en daarmee het moeilijk kwijt te raken etiket ‘elitair’ opgeplakt kreeg. In de campagne richtte hij zich wekenlang op Omtzigt, in de ijdele hoop deze confessioneel naar links te kunnen laten buigen. Daarmee werd een klassieke fout gemaakt, nl. door in de campagne te veel over een eventuele kabinetsdeelname te praten, in plaats van de VVD te bestrijden en de eigen oplossingen over het voetlicht te brengen.

Ongekende capriolen

Tijdens de slepende coalitiebesprekingen was Timmermans lange tijd onzichtbaar, hopend op een breuk, waarna hij het zou mogen proberen. Tot onbegrip van velen in GroenLinks die een felle toon verwachtten tegen het nadere onheil van een extreem-rechts kabinet. En als hij zich soms uitsprak was dat volgens Otjes onvoorspelbaar. ‘Een voorbeeld: op 17 september zei Timmermans tegen de NOS dat hij zich kon vinden in de ambitie van het kabinet om asiel “strenger, sneller en soberder” te maken en tegen BNR dat met het verder versoberen van de asielopvang Nederland door een “menselijke ondergrens” zou zakken.’

Tijdens het belachelijke debat over de regeringsverklaring, begin juli, bleef Timmermans te veel aan zijn zetel kleven, terwijl D66, SP en zelfs het CDA de ongekende capriolen van Schoof cs. aan de kaak stelden.

Gewelddadig en dehumaniserend

De meeste oproer in GroenLinks ontstond over de opvattingen van Timmermans inzake de bloedige aanval van Hamas en de daarop volgende, nu al ruim een jaar durende genocide door Israël in Gaza. In zijn eerste reactie – en dat geldt ook voor zijn reactie verleden week op de Maccabi-rellen in Amsterdam – ontbrak elke verwijzing naar het gewelddadige, dehumaniserende optreden van de staat Israël tegen de Palestijnen.


                  Soldaten met een Maccabi Tel Aviv sjaal trots voor verwoeste huizen in Gaza

In het verkiezingsprogramma van GroenLinks-PvdA, waarop hij gekozen is, staat een waslijst van maatregelen die getroffen moeten worden om Israël te beteugelen, zoals het opschorten van het EU-verdrag met Israël, het ontmantelen van de illegale nederzettingen en het stopzetten van de militaire samenwerking. In het programma wordt Israël gehekeld, omdat Israël mensenrechten schendt, VN-resoluties aan zijn laars lapt en een onafhankelijke Palestijnse staat onmogelijk maakt.

Maar niets daarvan klinkt door in de eerste reacties van Timmermans.

Feitenrelaas

Op 8 november geeft Timmermans een verklaring uit waarin hij, zonder de feiten te kennen, de rellen in Amsterdam in een antisemitisch frame zet. Na veel kritiek hierop, met name op het meestal rustige en genuanceerde LinkedIn, komt hij op 11 november met een tweede verklaring onder de kop Geen olie op het vuur. Dat zijn eerste verklaring daar ook aan heeft bijgedragen, vermeldt hij niet. Wel benoemt hij in deze verklaring zuinigjes ‘dat een deel van de harde kern van de supporters van Maccabi Tel Aviv zich ernstig heeft misdragen’. En hij wil een debat met het kabinet ‘zodra we beschikken over een feitenrelaas’. Nog afgezien van de vraag of zo’n feitenrelaas van dit kabinet, immers een fanclub van Israël, betrouwbaar is, had Timmermans al in zijn eerste verklaring de werkelijke aanleiding van de rellen moeten benoemen: de genocide in Gaza.

Kamerdebat

 Ook in het Tweede Kamerdebat van 13 november opereerde Timmermans onevenwichtig. Hij ging een eind mee in de zeer eenzijdige, pro-Israël analyses die (extreem)rechts maakte van het gebeuren in Amsterdam, daarbij stelselmatig het antisemitische karakter benadrukkend. Terwijl het, inderdaad af te keuren geweld, zich richtte op de (Israëlische) Maccabi Tel Aviv hooligans, die het geweld in Gaza verheerlijkten en vernielingen aanrichtten. Volgens hooligans-kenner James Montague staan deze hooligans bekend als racistisch en ultranationalistisch.

Timmermans liet in zijn bijdrage in eerste termijn de genocide in Gaza door de Israëlische staat onbenoemd. Pas in een interruptiedebatje met SGP’er Stoffer, waagde hij het in één halfslachtige zin de situatie in Gaza te benoemen.

Terwijl het toch overduidelijk is dat de genocide in Gaza, gesteund door het kabinet Schoof, de verklaring is voor de gewelddadigheden in Amsterdam. En had dus voorkomen moeten worden door de 'supporters' van Maccabi Tel Aviv in Israël te laten. Een gebruikelijk maatregel bij risicowedstrijden.

maandag 4 november 2024

Is de fusie tussen GroenLinks en de PvdA een gelopen race?

Verleden week bezocht ik sinds lange tijd weer eens een vergadering van mijn GroenLinks-afdeling Amsterdam-Oost. De afdeling telt 1900 leden, waarvan er zo’n dertig aanwezig waren. Op de agenda stond ‘Linkse Samenwerking Stadsdeelcommissie’.

De zeven stadsdelen in Amsterdam hebben ieder een door de inwoners gekozen stadsdeelcommissie, die de centrale stad adviseert over te nemen besluiten die het stadsdeel (be)treffen. Die van Oost heeft 15 leden (3 GroenLinks, 3 D66, 2 PvdA, 2 VVD, 1 SP, 1 DENK, 1 De Groene Basis Piraten, 1 Méérbelangen en 1 De stem van de burger – een afgescheiden lid van GroenLinks).

De afdelingsvergadering moest een besluit of de stedelijke lijn m.b.t. linkse samenwerking ook in Oost gevolgd zou worden.

 


Op Amsterdams niveau was er namelijk al een commissie van GroenLinks aan het werk geweest die een rapport schreef over hoe de linkse samenwerking in Amsterdam vormgegeven moet worden. Op advies van dit rapport werd er in september een referendum onder de Amsterdamse leden uitgeschreven over de stelling ‘GroenLinks neemt in Amsterdam zelfstandig deel aan de gemeenteraadsverkiezingen 2026 en vormt uiterlijk na de coalitieonderhandelingen één fractie met de PvdA’.

De uitslag van het referendum (opkomst van slechts 23,4%) was dat 79,7% deze stelling steunde.

Voor alle duidelijkheid: ik heb tegen deze -dubieuze- stelling gestemd. Vooral om politieke redenen (linkse samenwerking moet breder dan GroenLinks en PvdA), maar ook om praktische, campagne redenen. Hoe leg je kiezers uit dat je apart meedoet aan verkiezingen, maar na de coalitieonderhandelingen één fractie met de PvdA vormt?

Actieplan: Samen vooruit!

Deze gang van zaken is nog vreemder als je bedenkt dat op landelijk niveau de zaak nog niet beklonken is. Beide partijbesturen hebben onlangs een flinterdun Actieplan: Samen vooruit! gepubliceerd (1,5 A4-tje) waarin in zeer algemene, nietszeggende bewoordingen drie pijlers worden benoemd (inhoud, vereniging en organisatie) die verder moeten worden uitgewerkt om in 2026 een besluit te kunnen nemen over de vorm van samenwerking: een blijvende alliantie, fusie, of nieuwe partij. Blijkbaar wordt er van uitgegaan dat een andere, lossere vorm van samenwerking, bijvoorbeeld een stembusakkoord waar ook andere linkse en progressieve partijen aan deel kunnen nemen, niet mogelijk of wenselijk is.

Dat besluit zal in 2026 na de gemeenteraadsverkiezingen worden genomen, terwijl in Amsterdam -en vele andere gemeenten- hierop al voorgesorteerd is.

Dovemensoren

Terug naar de afdeling Oost, waar de afdelingsvergadering zonder veel discussie besloot met 5 stemmen tegen de stedelijke lijn te volgen. Dus bij de verkiezingen van de stadsdeelcommissie, die tegelijk met de gemeenteraadsverkiezingen plaatsvindt, zal GroenLinks met een eigen lijst deelnemen, om na de verkiezingen één fractie met de PvdA te vormen.

Hoewel in het advies van de stedelijke commissie – en trouwens ook in aangenomen moties door het landelijk congres – wordt bepleit dat de samenwerking met andere linkse partijen moet worden onderzocht, blijkt dit vooralsnog tegen dovemensoren te zijn gericht. Noch op landelijk, noch op stedelijk, noch op stadsdeelniveau lijkt hier enige wil toe te bestaan. En dat is zorgelijk, want een ‘Verenigd Links’ dat alleen uit PvdA en GroenLinks bestaat, zal de voor velen zo vurig gewenste linkse ommezwaai niet maken. Welke peiling van eind oktober je ook bekijkt, GroenLinks-PvdA blijft gelijk of verliest (rond de 25 zetels), terwijl het totaal van andere progressieve/links partijen rond de 30 zetels schommelt.

Fusie gelopen race?

Hoewel op het eerste gezicht de fusie van GroenLinks en PvdA een gelopen race lijkt, kan dat toch anders uitpakken. Omdat er tegenstand is in beide partijen die langzaam maar zeker aan kracht lijkt toe te nemen, zoals de groep Rood Vooruit! in de PvdA. Omdat, als de discussie over de inhoud echt op gang komt, over belangrijke zaken verschillend wordt gedacht. Omdat de olifant in de kamer nog steeds wordt genegeerd, namelijk dat met Frans Timmermans als lijsttrekker verdere groei uitgesloten lijkt.

Daarover een volgende keer meer.

donderdag 24 oktober 2024

GroenLinks en PvdA verkeren in een vroege winterslaap

Eigenlijk heb ik er een hekel aan om me op te winden over interne partijpolitieke perikelen. In vele opzichten staat de wereld in brand. En ook de politieke situatie in Nederland, waar extreem-rechts de lakens lijkt uit te delen, schreeuwt om politieke actie.


Waar blijft links? Waarom worden er geen demonstraties tegen Wilders c.s. georganiseerd? Waar blijven affiches die in duidelijke beeldtaal de absurde leugens over ‘massamigratie’ aan de kaak stellen? Waar blijven de pogingen om met een breed front van maatschappelijke en politieke organisaties dit kabinet de wacht aan te zeggen? Waar blijven de pamfletten en actiekranten om uit te leggen wat er niet deugt aan Schoof c.s. en welke beleid wél hout snijdt om de woningnood, de armoede en de vervuilers aan te pakken? Waar blijven de stickers op lantaarnpalen en stoplichten die met cartoons van lachwekkende figuren als Faber en Agema fietsers en voetgangers een vrolijk moment bezorgen op weg naar school of werk? Waarom zijn GroenLinks en PvdA afwezig bij demonstraties voor een wapenstilstand in Gaza?

Helemaal niets!

 De partijen die de motor van dit verzet zouden moeten zijn, PvdA en GroenLinks, lijken in een vroege winterslaap te verkeren. Natuurlijk, de 25 Tweede Kamerleden doen ongetwijfeld hun best in de Haagse vergaderzalen. Al dringt daar weinig van door in huiskamers en bedrijfskantines. Maar anders dan de eenmanszaak van Wilders, hebben GroenLinks en PvdA samen ruim 90.000 leden. Trots liet Frans Timmermans weten: ‘Juist nu hebben we een sterk en verenigd links nodig. Voor al die mensen die geloven dat het anders kan en moet. Die zich samen met ons hard maken voor een sociaal, menselijk en groen Nederland. Een Nederland dat opkomt voor iedereen. Op naar de 100.000 leden!’


Vele duizenden leden zijn actief in de vakbeweging, milieugroepen, vluchtelingenwerk of vrouwenclubs, zijn werkzaam in de zorg, bij een woningcorporatie, in een distributiecentrum of zijn ZZP’er in de mediawereld. En nóg meer leden hebben een rijk actieverleden.

Wat dóén de partijbesturen met dit enorme reservoir aan menskracht? Helemaal niets! Er wordt in deze barre tijden geen enkel initiatief genomen om rond enkele belangrijke thema’s als zorg, wonen, migratie, bestaanszekerheid en verschrikkelijke oorlogen activiteiten te ontwikkelen die duidelijk maken waar ‘verenigd links’ voor staat. En daarmee de boer op te gaan. Om mensen te informeren, steun te verwerven, andere organisaties erbij te betrekken.

 De treurige erfenis van Halsema

 Als GroenLinks lid (voor de PvdA kan ik niet spreken) krijg ik alleen af en toe een e-mail over de samenwerking met de PvdA. En een ronkend stukje van Timmermans over een actuele, parlementaire kwestie.

Voor een partij die zichzelf graag ziet als een actieve ledenpartij is dat bitter weinig. Er wordt geen enkele politieke activiteit door het partijbestuur ontplooid. Dat is overigens een treurige erfenis van het tijdperk Halsema (2002-2010). In die periode is door haar invloed, daarbij fors gesteund door haar toenmalige politieke assistent (en nu Tweede Kamerlid) Tom van der Lee, GroenLinks verworden tot een kiesvereniging. Het ledenblad werd afgeschaft, evenals het partijparlement. Het partijbestuur werd ontdaan van elke politieke betekenis. Functies met een politieke portefeuille verdwenen. Het partijbestuur mocht alleen nog de vereniging GroenLinks bestieren, om het even of het een politieke partij dan wel een wandelclub betrof. Discussiedagen vonden niet meer plaats. Partijcongressen werden gladgestreken applausmachines.


Met deze interne machtsgreep van Halsema -en de Tweede Kamerfractie – is de partij GroenLinks als voertuig voor maatschappelijke verandering onklaar gemaakt. Het politieke primaat – en ieder politiek initiatief- kwam voor 100% bij de Tweede Kamerfractie te liggen. Een grovere ontkenning van het leerstuk dat maatschappelijke veranderingen hun weerslag hebben op politieke besluitvorming is niet mogelijk. Als links zich niet meer bezighoudt met het aanjagen van die maatschappelijke verandering, resteert machteloze, parlementaire politiek.

Samen Vooruit! (?)

Terwijl ik dit schrijf krijg ik een leden-email van GroenLinks voorzitter Eikelenboom en PvdA-voorzitter Sent. Of ik mee wil denken over het actieplan Samen Vooruit! (met uitroepteken, geen vraagteken), dat de samenwerking van GroenLinks en de PvdA verder gaat bediscussiëren.

Een van de onderwerpen is de ‘Partij van de toekomst’. Met de volgende toelichting:

Wat betekent ledendemocratie, hoe mobiliseren we onze achterban en vrijwilligers beter, en wat zijn inspirerende voorbeelden van partij-organisaties uit binnen en buitenland? Met andere woorden: hoe ziet de vereniging van de toekomst eruit?

Een onduidelijk stukje tekst, maar dat kan een vergissing zijn. Immers, niet ‘hoe’ maar ‘waartoe’ mobiliseren we onze achterban?

Volgens de tijdsplanning loopt het actieplan tot medio 2026. Daarna vindt er besluitvorming plaats over de definitieve vorm van samenwerking tussen GroenLinks en de PvdA.

Het lijkt me een goed idee als de partijbesturen van GroenLinks en PvdA snel een actieplan ontwikkelen om het kabinet Schoof te ontregelen. De onderwerpen liggen voor het oprapen.

dinsdag 15 oktober 2024

Brede linkse samenwerking in plaats van fusie

In de Volkskrant van 10 oktober jl. stond een opinieartikel van een aantal PvdA-leden, meest oud-gedienden, waarin wordt geconcludeerd dat het opheffen van de Partij van de Arbeid – juist nu – een dramatische en historische vergissing is.

Ik ben het voor 100% eens met deze conclusie – en als GroenLinks-lid zeg ik: hetzelfde geldt voor GroenLinks.

Maar een aantal van de argumenten in dat artikel zijn vergezocht, dan wel onjuist.

Echter, sommige argumenten deel ik. Zoals de kritiek op het Actieplan Linkse Samenwerking, dat beide partijbesturen onlangs hebben gepubliceerd. De PvdA’ers vinden dit actieplan een bestuurlijk-technocratisch proces. In een volgende post zal ik uitgebreid ingaan op dit actieplan.

Hun argument dat de GroenLinks-PvdA samenwerking qua groei van zetelaantal bij de laatste verkiezingen is mislukt, is wat uit de losse pols – en niet juist. Het aantal Eerste Kamerzetels bleef gelijk (14) en het aantal zetels in de Tweede Kamer steeg bij de laatste verkiezingen in november 2023 van 17 naar 25. Voor het gemak tellen de PvdA’ers alle zetels van ‘centrum-links’ bij elkaar op en stellen dat er 18 zetels zijn verloren. Maar dat komt natuurlijk vooral door het verlies van o.a. D66 (-15) en SP (-4). Dat verlies is uiteraard voor een deel bij GroenLinks-PvdA terecht gekomen – en dat is in een situatie waarin linkse partijen niet één coalitie vormen, maar elkaar bestrijden, tamelijk normaal. Dát moet dus juist anders.

                                     

Volgens de PvdA’ers was de rode PvdA in 2021 nog eigenaar van thema’s als wonen en werkgelegenheid, in 2023 was ‘de lijstcombinatie in de ogen van de kiezers overweldigend eigenaar van het thema klimaat’. Dit is een tamelijk onbegrijpelijke redenering want in 2021 behaalde PvdA met dat rode eigenaarschap slechts 9 zetels, evenals in 2017. Dat neemt niet weg dat hun constatering juist is dat thema’s als armoede, wonen, zorg en bestaanszekerheid door PVV en NSC zijn ’gekaapt’ bij de laatste verkiezingen.


Dat de PvdA niet langer als eigenaar wordt gezien van de genoemde ‘rode thema’s’ kan moeilijk GroenLinks worden verweten. Daarvoor moeten de schrijvers van dit opiniestuk, waaronder Melkert, Ouderkerk, Verbeet en Rottenberg, vooral toch de hand in eigen boezem steken. Het is de PvdA geweest, in coalities met de VVD, D66 en soms het CDA, die de marktwerking in de zorg en de volkshuisvesting hebben geïntroduceerd, de sociale zekerheid hebben verschraald en de werkgelegenheid geïndividualiseerd.

Volgens de PvdA’ers moet de extreemrechtse opmars gestopt worden door niet ‘verder naar links’ te gaan, maar door het politieke midden te versterken. Hoe kun je het eigenaarschap op ‘rode’ thema’s als wonen, zorg, bestaanszekerheid en werkgelegenheid terugkrijgen door terug te gaan naar dat verfoeide midden, dat juist op die thema’s een destructief beleid heeft gevoerd? En Wilders daarmee de kans heeft gegeven om deze thema’s met ‘massa-migratie’ te verbinden.

Dit alles neemt niet weg dat de PvdA’ers terecht pleiten voor een diepgaande evaluatie van de gevoerde campagnes ‘in termen van ideologie, sociale aspiraties en electorale strategie’. Dat zou GroenLinks ook moeten doen.

Ze ontwaren ook thema’s waarop fundamenteel andere opvattingen tussen PvdA en GroenLinks bestaan, zoals groei, arbeid, migratie, klimaat-radicalisme en Midden-Oosten. Ze hebben blijkbaar gemist dat er een gezamenlijk verkiezingsprogramma door beide congressen is aangenomen, waarin al deze thema’s aan de orde komen. Daarbij zijn natuurlijk compromissen gesloten.

Voor mij is de essentie van linkse samenwerking dat gestreefd wordt naar een zo breed mogelijke coalitie van linkse en progressieve partijen, die gezamenlijk een programma en ‘schaduwkabinet’ presenteren voor de volgende verkiezingen. Dáár zouden PvdA en GroenLinks energie in moeten steken, in plaats van verdergaande samenwerking te onderzoeken. Eén lijst of fusie is daarbij niet nodig, noch wenselijk. D66, PvdA, GroenLinks, SP, Partij van de Dieren, Volt, DENK: allemaal hebben ze hun eigen kleur en aantrekkingskracht op een divers electoraat.